
Jurisprudentie
AI0559
Datum uitspraak2003-07-30
Datum gepubliceerd2003-07-30
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200300255/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2003-07-30
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200300255/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 18 juni 2001 heeft het college van burgemeester en wethouders van Mook en Middelaar (hierna: het college) appellante onder aanzegging van bestuursdwang gelast de op het perceel, kadastraal bekend gemeente […], sectie […], nummer […], plaatselijk bekend [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel), aanwezige caravan binnen één maand te verwijderen.
Uitspraak
200300255/1.
Datum uitspraak: 30 juli 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank te Roermond van 3 december 2002 in het geding tussen:
appellante
en
het college van burgemeester en wethouders van Mook en Middelaar.
1. Procesverloop
Bij besluit van 18 juni 2001 heeft het college van burgemeester en wethouders van Mook en Middelaar (hierna: het college) appellante onder aanzegging van bestuursdwang gelast de op het perceel, kadastraal bekend gemeente […], sectie […], nummer […], plaatselijk bekend [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel), aanwezige caravan binnen één maand te verwijderen.
Bij besluit van 9 april 2002 heeft het college het daartegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 3 december 2002, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank te Roermond (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 11 januari 2003, bij de Raad van State ingekomen op 14 januari 2003, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij een ongedateerde brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 januari 2003. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 5 maart 2003 heeft het college een memorie van antwoord ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 juli 2003, waar appellante in persoon en het college, vertegenwoordigd door J.H.J. Frieling, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Vast staat dat de caravan in strijd met artikel 40, eerste lid, van de Woningwet zonder de vereiste bouwvergunning op het perceel is geplaatst. Het college was derhalve bevoegd tot handhavend optreden daartegen.
2.2. Alleen in bijzondere gevallen kan het bestuursorgaan afzien van handhavend optreden tegen een illegale situatie. Een bijzonder geval kan worden aangenomen indien concreet zicht bestaat op legalisering van de situatie. Niet in geschil is dat dit zicht ontbrak ten tijde van de beslissing op bezwaar.
2.3. Appellante betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college het gelijkheidsbeginsel heeft geschonden door haar aan te schrijven en vergelijkbare gevallen niet. Zij heeft met name gewezen op het geval van haar [buurman] die op zijn perceel zonder bouwvergunning twee huisjes heeft geplaatst.
Dit betoog faalt. Gebleken is dat de caravan ongeveer vier jaar geleden op het perceel is geplaatst. Evengenoemde huisjes waren reeds aanwezig op het moment van ter inzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan “De Bisselt 1985” en vallen onder het in dat plan opgenomen overgangsrecht. Het college heeft dat als een relevant verschil mogen aanmerken, zoals de rechtbank terecht heeft geoordeeld.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. I.A. Molenaar, ambtenaar van Staat.
w.g. Van den Brink w.g. Molenaar
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 juli 2003
27-412.